Plaatsing in de sparing

Plaats de klep in de sparing

Zorg bij de plaatsing dat het bedieningsmechanisme en het (soms verplichte) inspectieluik bereikbaar zijn.

Volgende elementen zijn van cruciaal belang bij de correcte plaatsing van de brandklep in de draagconstructie:

1. De locatie van het (gesloten) klepblad

In geval van brand speelt de locatie van het gesloten klepblad ten opzichte van de muur een belangrijke rol bij het bereiken van de vereiste brandwerendheid. Het gesloten klepblad moet, tenzij anders getest, centraal in de wanddikte worden geplaatst.

De meeste fabrikanten markeren de juiste  locatie van de klep aan de buitenkant van de klepkoker (“Wall limit”). Bij kleppen die de wandlimiet niet aanduiden moet de juiste locatie worden opgemeten.

Sommige kleppen bezitten een inbouwaanslag die de juiste plaatsing van de klep nog vergemakkelijken. Dit is het geval bij de geoptimaliseerde kleppen van Rf-Technologies (CR60, CU-LT).

CU2 brandklep met aanduiding van de wandlimiet

CR60 brandklep met inbouwaanslag

2. Plaatsingsmethode

Meestal wordt de brandklep in de dikte van de wand gepositioneerd (inbouwklep).

Als er echter niet genoeg plaats is of als de wand en het kanaal uiteindelijk niet op de voorziene plaats samen komen, moet de plaatsing op afstand van de wand gebeuren. Deze plaatsing mag alleen gebeuren als de brandklep daadwerkelijk op afstand van de wand werd getest.

Een droge plaatsing in opbouw is een bijkomende mogelijkheid voor bouwplaatsen waar de klep aan een van beide kanten van de wand niet of moeilijk toegankelijk is.

Klep ingebouwd in de wand

Klep geplaatst op afstand van de wand

Klep in opbouw op een asymmetrische metal stud wand

3. Mechanisme in het vuur (ovenzijde) of mechanisme buiten het vuur.

De meeste brandkleppen kunnen zowel met mechanisme in als met mechanisme buiten het vuur worden geplaatst. Sommige brandkleppen werden slechts in één richting getest.

Dit wordt op volgende manier in de classificatie aangeduid:

EI 60

EI 60 (ve i à o) S

 

Hierbij is het wel heel belangrijk dat de brandklep in de juiste richting wordt geplaatst. Raadpleeg hiervoor de classificatie en de plaatsingsvoorschriften van de fabrikant.

4. Asrichting van het klepblad

De positie van de as van het klepblad is ook van belang bij de testopstelling in een verticale wand: de klep wordt ten minste getest met de klepas horizontaal.

Indien de fabrikant hiervoor kiest, kan de klep ook getest en gecertificeerd worden met de as verticaal gepositioneerd. Deze bijkomende test maakt het mogelijk om de klep met het klepblad in iedere richting te plaatsen:

  • 0/90/180/270° voor een rechthoekige klep;
  • 360° voor een ronde klep.

Voorbeeld van ronde brandklep met aspositie verticaal getest bij een onderdruk van 300 Pa. Bij een onderdruk van 500 Pa werd de klep enkel met klepas horizontaal getest.

Voorbeeld van een rechthoekige klep met asrichting verticaal en horizontaal getest.

5. Minimumafstand en toegankelijkheid

EN 1366-2 beschrijft de minimaal vereiste afstand tussen 2 brandkleppen (200 mm) en tussen een brandklep en een andere (draag)constructie (75 mm).

Enkel als de klep op een kortere afstand van andere elementen werd getest mag ze ook zo geplaatst worden. Dit is het geval voor de brandkleppen CR60, CR120, CR2, CU-LT en CU2 (zie  minimale afstanden).