FAQ

Brandveiligheid

Bestaan er Belgische richtlijnen voor brandpreventie en waar kan ik die vinden?

De Belgische wet heeft Basisnormen ter brandpreventie opgesteld, die uit verschillende wetteksten bestaan. Vaak is het interpreteren en consulteren van deze teksten niet evident. Daarom heeft Rf-Technologies alle wetteksten omtrent deze materie gebundeld in een handboek, dat u op de website kan vinden in de rubriek "Brandveiligheid". 

De Belgische basisnormen werden in 2012 aangepast: wanneer moet ik een brandklep installeren en wanneer mag ik een vlinderklep (type SC+) installeren?

Volgens artikel 6.7.4.2 van de huidige bijlagen 2/1, 3/1 en 4/1 van de basisnormen zijn de voorwaarden vervallen die er vroeger voor zorgden dat een brandklep type A niet zomaar door een vlinderklep type SC+ mocht vervangen worden. CE markering is verplicht sinds 1 september 2012 en de SC+ vlinderkleppen zijn CE gemarkeerd. De bijkomende voorwaarden (onder andere omtrent een extern mechanisme en de aanduiding van de positie van het klepblad), zijn niet meer van toepassing. Het zou dus denkbaar zijn om een SC+ vlinderklep te installeren tot diameter 200 mm in plaats van een brandklep (type A). 

Dit is echter een letterlijke interpretatie van de wettekst. In elk geval primeert de functionaliteit van de brandwerende oplossing in het ventilatiesysteem. Aangezien er op een SC+ geen extern mechanisme aanwezig is, moet een controle mogelijk blijven en moet het smeltlood toegankelijk blijven. Artikel 6.7.4.3. van de aangegeven bijlagen voorziet trouwens dat er een gemakkelijk bereikbaar inspectieluik moet geplaatst worden op de klepkast of op de koker in de onmiddellijke nabijheid van de klep. Daarom worden vlinderkleppen gebruikelijk op het einde van een kanaal geplaatst (in een muur of een plafond waar een kanaal eindigt). Rf-t raadt aan om in andere situaties een ronde brandklep (type CR60 en CR120) te plaatsen. Deze brandkleppen bieden bovendien 2 keer minder drukverlies voor dezelfde diameters. 

Verder voorziet artikel 6.7.3.2 c) nog steeds een uitzondering voor het verplicht plaatsen van een brandklep of het isoleren van het kanaal. De uitzondering geldt wanneer de doorsnede van de doorgang niet groter is dan 130 cm² en het kanaal uitgerust is met “een inrichting” die de doorgang bij brand brandwerend afsluit. Deze uitzondering wordt ingevuld door vlinderkleppen type SC+. In geen geval kunnen brandwerende roosters of manchetten geïnstalleerd worden in de plaats van een brandklep. Deze 2 productcategorieën worden niet getest volgens de norm EN 1366-2 en mogen daarom nooit toegepast worden in een mechanisch ventilatiesysteem.

Mag ik gebruik maken van een flexibele aansluiting tussen een Rf-t brandklep en een kanaal en wanneer is het aanbevolen?

De Rf-t brandkleppen zijn getest volgens de Europese norm EN 1366-2. Deze norm bepaalt het testprogramma en de voorwaarden om de brandweerstand voor een bepaalde tijdspanne (30, 60, 90, 120', ...) bij een specifieke negatieve druk (300, 500, 1500 Pa) te meten. Hetzelfde geldt voor elk onderdeel van een HVAC-systeem. Deze aanpak heeft als doel om de prestaties van elke component in het systeem te controleren op basis van parameters die eigen zijn aan dat onderdeel. Kanalen bijvoorbeeld worden getest overeenkomstig EN 1366-1

De interactie tussen de verschillende componenten is niet gedekt door de Europese normen. Dit wordt geregeld door lokale beste praktijken of richtlijnen. Een flexibele aansluiting tussen een klep en een kanaal is een dergelijk element van interactie dat niet is opgenomen in de test opstelling voor een brandklep. 

Een flexibele aansluiting kan nuttig zijn om brandkleppen in flexibele wanden te installeren: bij brand zal een metal stud wand gemakkelijk buigen en een starre aansluiting zou kunnen inwerken op de correcte afdichting van de brandklep. Voor een klep in een betonnen wand met mortel afdichting daarentegen is een flexibele aansluiting minder zinvol omdat deze wand weinig risico heeft om te vervormen. 

Brandklepfabrikanten zijn vrij om hun producten met flexibele aansluiting te testen. Indien een fabrikant hier tijdens de testen voor kiest, mag de geteste klep vervolgens nooit zonder deze flexibele aansluiting geplaatst worden. Anders is de installatie niet conform aan de classificaties en Prestatieverklaring

Indien een brandklep zonder flexibele aansluiting wordt getest integendeel, heeft het studiebureau (of de installateur) de vrijheid om een flexibele aansluiting voor te schrijven (resp. toe te passen) voor specifieke situaties waar het veiliger wordt geacht (namelijk metal stud wanden). Dit is het geval voor Rf-t brandkleppen.

Moeten brandwerende kleppen van het type B in België aangesloten worden met brandvrije kabels (F3)?

Neen. Onder brandwerende kleppen van het type B worden immers brandkleppen met servomotoren verstaan, waarbij de klep bij het onderbreken van de voedingsspanning wordt gesloten. 
In geval van het doorbranden van de kabels, wordt de voedingsspanning onderbroken en wordt de klep gesloten.

Wanneer is het gebruik van een brandklep verplicht in België ?

In België is het gebruik van een brandwerende klep vereist waar een ventilatiekanaal (ongeacht welke afmetingen) een compartimentswand doorkruist
De vlinderkleppen van Rf-Technologies voldoen ook aan de Belgische richtlijnen, in al hun beschikbare diameters, indien er geen branddetectiecentrale aanwezig is.

Wanneer is het gebruik van een brandwerende manchet verplicht in België?

In België is het gebruik van een brandwerende manchet voor enkelvoudige doorvoeringen vereist voor brandbare leidingen met een diameter groter dan 50 mm. Voor leidingen met een diameter tot 50 mm mag de sparing afgedicht worden met gewone mortel. 

Voor meervoudige doorvoeringen is altijd een manchet vereist, ook bij leidingen kleiner dan 50 mm diameter. Een meervoudige doorvoering bestaat uit een doorvoering met meerdere technieken waarbij de maat van de grootste van de 2 technieken niet tussen de 2 technieken kan. Bijvoorbeeld: 2 leidingen van 100 mm en 50 mm worden op een afstand van 75 mm van elkaar geplaatst. In dat geval moeten beide leidingen met een brandwerende manchet uitgerust worden want de tussenafstand is kleiner dan de grootste maat van de technieken. 

Meer informatie kan u vinden in het handboek basisnormen, bijlage 7.

Wat houdt de Belgische indeling in A, B en C voor brandwerende kleppen juist in?

De Belgische Basisnormen voor Preventie van Brand en Ontploffing onderscheidt drie bedieningstypes voor brandwerende kleppen
Type A: 
voor het sluiten van de klep wordt voorzien in:

  • ofwel een thermische detector. De klep sluit automatisch wanneer de temperatuur van de doorstromende lucht de grenswaarde overschrijdt. Het sluiten gebeurt door het smelten van één of meer smeltzekeringen bij een temperatuur gelegen tussen 80 en 100 °C als de detectie in het kanaal geschiedt.
  • ofwel een rookdetector. De klep sluit automatisch wanneer er rook gedetecteerd wordt in het kanaal.
  • ofwel beide voornoemde detectoren

Type B: de klep kan gesloten worden door afstandsbediening door middel van een systeem met positieve veiligheid. Ze is tevens uitgerust met een thermische detectie die de klep bijkomend automatisch doet sluiten onder de voorwaarden vermeld voor de klep A.

Type C: de klep is normaal gesloten maar kan geopend en gesloten worden door afstandsbediening door middel van een systeem met positieve veiligheid. Dit type is enkel van toepassing in rookbeheersingsinstallaties zie 6.9, "Aëraulische installaties voor rookafvoer zijn van bijlage 4/1 Hoge gebouwen". Het sluiten (of openen voor kleppen type C) geschiedt door een systeem dat geen externe energie vraagt.

Wat houdt EI60S in?

  • Brandweerstand: De brandweerstand van een product wordt gemeten in tijd (minuten afgekort door 60’ = 60 minuten).
  • E staat voor ‘integrity’ of integriteit 
    Ook vlamdichtheid: komt overeen met de tijd dat zich geen vlammen aan de niet-blootgestelde zijde van de wand verspreiden (voor scheidingswanden) 
    In een bouwelement mogen geen openingen voorkomen, zoals barsten, scheuren, opengaande voegen… waardoor een vrij groot debiet aan rookgassen zou kunnen doordringen en brand veroorzaken.
  • I staat voor ‘insulation’ of thermische isolatie 
    Het criterium thermische isolatie beperkt de toegelaten temperatuursstijging van de van de oven afgekeerde zijde van het te testen element
  • S staat voor ‘Smoke leakage’ of rookdoorlatendheid
    Tijdens de brandproef wordt de rooklekkage gemeten langs de doorvoering, deze moet tevens beperkt zijn anders zouden de ontsnappende rookgassen aanleiding kunnen geven tot uitbreiding van de brand.

Wat is het verschil tussen een classificatie- en een testrapport?

Testrapporten van brandwerende producten zijn vrij gespecialiseerd en uitvoerig, waardoor het voor leken niet evident is ze met een kritisch en vakkundig oog te lezen. Daarom heeft Europa een uniforme structuur uitgewerkt: het classificatierapport.

Het classificatierapport doet uitspraak over de kwaliteit van een brandwerende doorvoering in een wand. Daarnaast is het een afspraak tussen laboratoria om het verslag van testen op brandwerendheid op één uniforme manier op te maken. Het classificatierapport wordt bovendien enkel opgesteld als de testen geslaagd zijn. Dit in tegenstelling tot testrapporten, die slechts een feitelijk verslag zijn van de uitgevoerde testen, zonder zich over het resultaat uit te spreken.

Kortom het classificatierapport is een veel leesbaarder document dan testrapporten die niet zelden meer dan 50 pagina’s tellen. Rf-Technologies streeft naar Europese classificatiedocumenten voor al haar producten.

Welke keuringsinstellingen zijn er in België en Nederland?

België

ANPI 

Parc Scientifique Fleming
Rue Granbonpré 1
1348 Louvain–la-Neuve
Tel 010 47 52 11
Fax fax 010 47 52 70
www.anpi.be

specialist in keuringen, controles, opmetingen en nazichten op gebied van brand- en diefstalpreventie en –beveiliging :
- keuring ter plaatse van installaties voor beveiliging tegen brand en binnendringing
- periodieke inspecties van installaties voor beveiliging tegen brand en binnendringing
- gepersonaliseerde auditopdrachten en informatiebezoeken op het gebied van beveiliging tegen brand en binnendringing 

Seco
Aarlenstraat 53
1040 - Brussel België
Tel +32(0) 2 238 22 11
Fax +32(0) 2 238 22 61
Email mail@seco.be Voor RWA-installaties 

Nederland :
Vereniging Bouw en woningtoezicht Nederland
t.a.v. algemeen secretariaat
Postbus 416
6710 BK Ede
Bezoekadres: Julianalaan 13 8171 EA Vaassen
Postadres: Vereniging BWT Nederland t.a.v. de Ledenadministratie Postbus 416
6710 BK Ede
tel.: 0318-438340
fax: 0318-437653
www.verenigingbwt.nl 

Brand Veiligheid Inspecties
BVI bv
Brabantlaan 1
4871 ZP Etten-Leur
tel.: 076-578 09 49
info@bvibv.nl

CE-Markering

Wat is de CE-markering en hoe is deze tot stand gekomen?

De CE-markering is een 'paspoort' waarmee een product in elke lidstaat in de handel gebracht mag worden. De CE-markering betekent niet dat een product in de EER geproduceerd is, maar geeft enkel aan dat het product beoordeeld is voor het in de handel kwam en dus voldoet aan de wettelijke voorschriften van de EU.
De CE-markering is enkel vereist voor die productgroepen die onderhevig zijn aan specifieke richtlijnen voor het verwerven van de CE-markering. De Bouwproductenrichtlijn (BPR) en de meer recente Bouwproductenverordening (BPV) hebben geleid tot de CE-markering voor bouwproducten en garanderen dat de bouwproducten voorzien zijn van betrouwbare informatie over hun prestaties. 

Dit laatste gebeurt met behulp van uniforme beoordelingsmethodes van de prestaties van bouwproducten in een 'gemeenschappelijke technische taal'. Doorheen de jaren zijn deze methodes vastgelegd in geharmoniseerde Europese normen (hEN) en Europese beoordelingsdocumenten (EBD). De gemeenschappelijke technische taal dient toegepast te worden door: 

- de fabrikanten voor de prestatieverklaring van hun producten,
- de autoriteiten van de lidstaten voor het opstellen van hun voorschriften,
 - de gebruikers (architecten, ingenieurs, aannemers…) bij het kiezen van de producten die het meest geschikt zijn voor de beoogde toepassing in bouwwerken.

Voor welke landen is de CE-markering vereist?

De CE-markering is verplicht voor bepaalde productgroepen in de Europese Economische Ruimte (EER), te weten de lidstaten van de EU plus de EVA-landen IJsland, Zwitserland, Noorwegen en Liechtenstein.

Is een product met de CE-markering altijd in de EU geproduceerd?

Nee. De CE-markering geeft enkel aan dat voldaan is aan alle essentiële kenmerken bij het fabriceren van het product. De CE-markering geeft niet aan dat het product geproduceerd is in de Europese Unie en is dus geen bewijs van herkomst. Een product met de CE-markering kan dus waar dan ook ter wereld geproduceerd zijn.

Is de CE-markering verplicht, en zo ja, voor welke producten?

Ja, de CE-markering is verplicht voor die producten die onderhevig zijn aan één of meerdere 'Nieuwe aanpak'-richtlijnen. Bouwproducten vallen onder één van deze 'Nieuwe aanpak'-richtlijnen, namelijk Richtlijn 89/106/EEG van de Raad, die de regels voor de CE-markering geeft.

De Richtlijn treedt in werking voor brandkleppen vanaf 01/09/2012, voor rookbeheersingskleppen vanaf 01/02/2013.

Wat is het verschil tussen de CE-markering en andere merktekens en kunnen er andere merktekens op het product aangebracht worden als het voorzien is van de CE-markering?

De CE-markering is het enige merkteken dat aangeeft dat voldaan is aan alle essentiële kenmerken van de Richtlijn met de regels voor de CE-markering.

Een product mag voorzien worden van andere merktekens op voorwaarde dat ze niet dezelfde betekenis hebben als de CE-markering, dat ze niet verward kunnen worden met de CE-markering en dat ze de leesbaarheid en zichtbaarheid van de CE-markering niet belemmeren.

Andere merktekens mogen dus enkel gebruikt worden als ze bijdragen tot een betere bescherming van de consument en niet reeds afgedekt zijn door de harmonisatiewetgeving van de Europese Unie.

Zijn alle bouwproducten met CE-markering getest en goedgekeurd door autoriteiten?

Enkel de producten die een risico voor het publiek met zich meebrengen moeten op conformiteit beoordeeld worden door een derde partij, m.a.w. een aangemelde instantie.

Wat is de Bouwproductenrichtlijn (BPR) en wat heeft deze te maken met de CE-markering?

De BPR heeft als doel het wegnemen van de technische belemmeringen voor de handel in bouwproducten tussen de landen van de Europese Economische Ruimte (EER). Om dit te bereiken voorziet de BPR in de volgende vier hoofdelementen:

• een geharmoniseerd systeem voor technische specificaties (hEN),
• een overeengekomen systeem voor conformiteitsattestering voor elke productgroep,
• een netwerk van aangemelde instanties,
• de CE-markering van producten

De Richtlijn heeft niet als doel de nationale regelgevingen te harmoniseren: afnemers in de lidstaten en de publieke en private sector mogen hun eigen eisen stellen aan de kwaliteit van werkzaamheden en dus ook van producten. Wat de norm harmoniseert zijn de testmethodes, de methodes voor het declareren van productprestatiewaarden en de conformiteitsbeoordelingsmethode. Het selecteren van de vereiste waarden voor de beoogde toepassingen is aan de regelgevers in elke lidstaat.

Wat is een ETA en hoe maakt het deel uit van de procedure voor de CE-markering?

De BPR geeft waar mogelijk de voorkeur aan het opstellen van geharmoniseerde productnormen. Als er echter geen normen aangeleverd of opgesteld kunnen worden binnen een redelijke termijn of als een product te veel afwijkt van een norm, dan kan een Europese technische goedkeuring (ETA) opgesteld worden door de Europese organisatie voor technische goedkeuring (EOTA).

ETA's mogen opgesteld worden overeenkomstig bepaalde richtlijnen (ETAGs) als meerdere fabrikanten van een bepaald product in verschillende landen hier behoefte aan hebben. Als slechts enkele fabrikanten in één of twee landen hier behoefte aan hebben, dan mogen ETA's opgesteld worden zonder richtlijnen.

Een ETA is gedurende 5 jaar geldig.

Wie houdt toezicht op het correcte gebruik van de CE-markering?

Om een onpartijdig markttoezicht te garanderen, is de overheid in de verschillende lidstaten, in samenwerking met de Europese Commissie, verantwoordelijk voor het toezicht op de CE-markering.

Welke sancties staan er op het vervalsen van de CE-markering?

De procedures, maatregelen en sancties met betrekking tot het vervalsen van de CE-markering verschillen afhankelijk van het bestuursrecht en het strafrecht in de afzonderlijke lidstaten. Afhankelijk van de ernst van de overtreding kan de marktdeelnemer worden gestraft met een boete of, in sommige gevallen, gevangenisstraf. Wordt het product echter niet beschouwd als een onmiddellijk gevaar voor de veiligheid, dan kan de fabrikant een tweede kans krijgen om aan te tonen dat het aan de relevante wetgeving voldoet voordat hij verplicht wordt het product uit de handel te nemen.

Wat moet er gedaan worden als de CE-markering misbruikt wordt?

De CE-markering wordt soms aangebracht op producten die niet voldoen aan de basisvereisten en voorwaarden hiervoor of aan producten waarvoor het aanbrengen niet voorzien is.

Er zijn procedures voorzien om te garanderen dat de CE-markering correct op de producten toegepast wordt. Het controleren van de producten met CE-markering is de verantwoordelijkheid van de overheid in de verschillende lidstaten, in samenwerking met de Europese Commissie. Burgers kunnen contact opnemen met de nationale markttoezichtsinstanties als ze misbruik van de CE-markering vermoeden of twijfels hebben over de veiligheid van een product.

De procedures, maatregelen en sancties met betrekking tot het vervalsen van de CE-markering zijn vastgelegd in de betreffende nationale wetgeving van de lidstaten. Afhankelijk van de ernst van de overtreding kan de marktdeelnemer worden gestraft met een boete of, in sommige gevallen, gevangenisstraf.

Welke gevolgen heeft het aanbrengen van de CE-markering voor de fabrikant/importeur/distributeur?

Het is de verantwoordelijkheid van de fabrikant om te zorgen dat het product voldoet aan de eisen en voorzien is van de CE-markering. De importeur en de distributeur spelen echter ook een belangrijke rol om te garanderen dat enkel producten in de handel komen die voldoen aan de wettelijke voorschriften en voorzien zijn van de CE-markering. Dat is niet alleen goed voor het versterken van de EU-voorschriften op het gebied van de bescherming van gezondheid, veiligheid en milieu, maar het zorgt ook voor een eerlijke concurrentie, doordat alle partijen zich aan dezelfde regels moeten houden.

 - Als goederen in derde landen geproduceerd zijn en de fabrikant geen vertegenwoordiging heeft in de EER, dan moet de importeur zorgen dat het product dat hij in de handel brengt, voldoet aan de eisen die van toepassing zijn en geen risico vormt voor het Europese publiek. De importeur moet controleren of de fabrikant buiten de EU de benodigde stappen ondernomen heeft en of er documentatie beschikbaar is op aanvraag.

De importeur moet dus volledig op de hoogte zijn van de betreffende richtlijnen en is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de nationale instanties als er zich problemen voordoen. De importeur moet een schriftelijke verklaring hebben van de fabrikant dat de benodigde documenten beschikbaar zullen zijn (zoals de Conformiteitsverklaring en technische documentatie) en hij moet deze desgevraagd kunnen voorleggen aan de nationale instanties. Verder moet de importeur ervoor zorgen dat er altijd contact opgenomen kan worden met de fabrikant.

- Verderop in de toeleveringsketen heeft de distributeur een belangrijke rol om te garanderen dat enkel producten in de handel komen die voldoen aan de wettelijke voorschriften. Hij moet ervoor zorgen dat de producten niet zodanig door hem behandeld worden dat ze niet langer aan de eisen voldoen. De distributeur moet een goede basiskennis hebben van de wettelijke eisen – inclusief op welke producten de CE-markering aangebracht moet worden en welke documentatie erbij moet zitten – en moet producten die duidelijk niet aan de eisen voldoen kunnen herkennen. De distributeur moet bij de nationale autoriteiten kunnen aantonen dat hij zorgvuldig gehandeld heeft en moet een verklaring hebben van de fabrikant of de importeur dat alle noodzakelijke maatregelen genomen zijn. Verder moet de distributeur de nationale autoriteiten zo nodig kunnen bijstaan om de vereiste documentatie te verkrijgen.

Als de importeur of de distributeur de producten onder eigen naam in de handel brengt, dan neemt hij daarmee de verantwoordelijkheden van de fabrikant over. In dat geval moet hij over voldoende informatie beschikken over het ontwerp en de productie van het product, aangezien hij het aanbrengen van de CE-markering de wettelijke verantwoordelijkheid op zich neemt.

Wat is een conformiteitsverklaring en waar kan ik een exemplaar verkrijgen?

Als een fabrikant eenmaal alle vereiste attesteringstaken heeft laten uitvoeren voor zijn product, dan moet hij een 'Conformiteitsverklaring' opstellen, die bij het technische dossier van het product gevoegd wordt. Voor brandkleppen hoort bij deze verklaring ook een productconformiteitscertificaat, afgegeven door de aangemelde certificatie-instantie.

De CE-markering wordt aangebracht op het product, maar de conformiteitsverklaring en het conformiteitscertificaat hoeven enkel beschikbaar gesteld te worden door de fabrikant in geval van een uitdrukkelijk verzoek (bijvoorbeeld door de nationale markttoezichtsinstanties).

Zie ook de toekomstige Prestatieverklaring onder de nieuwe Europese Verordening 305/2011.

Is de CE-markering een kwaliteitskeurmerk?

De CE-markering is geen kwaliteitskeurmerk. Het geeft enkel aan dat het product voldoet aan de regelgevingseisen. Kwaliteitskenmerken mogen echter wel naast de CE-markering aangebracht worden, op voorwaarde dat ze niet met elkaar verward kunnen worden.

Vanaf wanneer is de CE-markering verplicht voor brandkleppen?

Ingevolge de beschikbaarheid van de productnorm voor brandkleppen EN 15650:2010, heeft de Commissie de referentienummers bekendgemaakt in de 'C'-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie in augustus 2011.

Fabrikanten in heel Europa kunnen de CE-markering beginnen aan te brengen vanaf 1 september 2011. Na deze datum start een co-existentieperiode, waarin het de fabrikanten vrij staat de nieuwe hEN's te gebruiken en de CE-markering aan te brengen enerzijds of de oude nationale normen aan te houden zonder CE-markering anderzijds.

Na de co-existentieperiode moeten, vanaf 1 september 2012, tegenstrijdige nationale normen ingetrokken worden. Om de CE-markering te mogen aanbrengen na de co-existentieperiode moet de productie voldoen aan de geharmoniseerde technische specificaties.

Welk conformiteitsattesteringssysteem is van toepassing voor brandkleppen?

De mate van betrokkenheid van derden voor het beoordelen van de conformiteit van het product overeenkomstig de betreffende technische specificaties bepaalt welk attesteringssysteem geldt.

Het attesteringssysteem is voor elke productgroep door de lidstaten en de Commissie samen beslist op basis van de impact van het product op de gezondheid en veiligheid en op basis van de specifieke aard en het productieproces van het product zelf.

Er zijn onder de BPR zes verschillende attesteringssystemen. Brandkleppen vallen onder Systeem 1, productconformiteitscertificaat zonder controleproeven, waarbij:

- de fabrikant het volgende uitvoert:
- de productiecontrole in de fabriek,
- verdere tests van door de fabrikant in de fabriek genomen monsters overeenkomstig het voorgeschreven testprogramma.
- de aangemelde productcertificatie-instantie verstrekt het conformiteitscertificaat van het product op basis van:
- bepaling van het producttype op grond van typeonderzoek (inclusief bemonstering), typeberekening, tabelwaarden of een beschrijvende documentatie van het product,
- initiële inspectie van de productie-installatie en van de productiecontrole in de fabriek,
- permanente bewaking, beoordeling en evaluatie van de productiecontrole in de fabriek.

Hoe moet de CE-markering op het product aangebracht worden?

Het aanbrengen van de CE-markering is de verantwoordelijkheid van de fabrikant of zijn vertegenwoordiger of gemachtigde binnen de EER. De manier waarop de CE-markering behandeld moet worden voor een specifiek product is vastgesteld in de technische specificaties.

De CE-markering voor brandkleppen moet op het CE-markeringsetiket aangebracht worden, dat vervolgens op het product zelf wordt bevestigd. Het CE-markeringssymbool moet ook aanwezig zijn op een specifiek document dat bij het product gevoegd wordt, met aanvullende informatie over alle gereguleerde kenmerken.

Een van de belangrijkste aspecten van de CE-markering is dat het technische informatie in de vorm van gedeclareerde waarden bevat. Indien minimum- of maximumwaarden vastgesteld zijn in de normen zelf, hoeven deze niet herhaald te worden in de CE-markering. Zo mogen ook prestatieklassen worden vermeld bij de CE-markering, met de verklaring voor de klassen die in de norm voorkomen.

De CE-markering is dus in feite een geharmoniseerde technische datasheet. Samen met de norm geeft het alle benodigde informatie voor ieder die specificaties en regels opstelt om te kunnen beoordelen of een product geschikt is voor een specifieke toepassing in het land van verkoop overeenkomstig de daar geldende regels.

Zie ook de toekomstige Prestatieverklaring onder de nieuwe Europese verordening 305/2011.

Wat zijn de gevolgen van de EU-verordening nr. 305/2011 voor bouwproducten?

De Bouwproductenverordening (305/2011/EU - BPV) die de Bouwproductenrichtlijn (89/106/EEG – BPR) vervangt, is op 9 maart 2011 aangenomen. Deze heeft als doel:

- duidelijkheid over de basisprincipes en over het gebruik van de CE-markering voor bouwproducten,
- vereenvoudiging van de procedures, om zodoende de kosten voor ondernemingen terug te brengen, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen, - meer geloofwaardigheid voor het hele systeem.

In tegenstelling tot een richtlijn, is een verordening direct van toepassing in de lokale wetgeving. Een van de belangrijkste gevolgen van de nieuwe Verordening is de CE-markering verplicht te stellen, op het moment van het in de handel brengen, voor fabrikanten van bouwproducten in 4 lidstaten, te weten het Verenigd-Koninkrijk, Ierland, Zweden en Finland. Zo worden deze lidstaten op één lijn gebracht met de rest van de EU, waar de CE-markering reeds vereist is.

De BPV introduceert nieuwe begrippen zoals de Prestatieverklaring (vervangt de conformiteitsverklaring) en het Prestatiebestendigheidscertificaat (vervangt het conformiteitscertificaat).

Wat is een Prestatieverklaring (DoP) en waarin verschilt het van de Conformiteitsverklaring (DoC)?

De Prestatieverklaring (DoP) is een sleutelbegrip in de recente Bouwproductenverordening (BPV) 305/2011. De Prestatieverklaring biedt de fabrikant de mogelijkheid om informatie te geven over de essentiële kenmerken van zijn product dat hij in de handel wil brengen.

De fabrikant moet een Prestatieverklaring opstellen als een product dat onderworpen is aan een geharmoniseerde norm (hEN) of een Europese technische goedkeuring (ETA) in de handel gebracht wordt. Met het opstellen van deze Prestatieverklaring, verklaart de fabrikant zich verantwoordelijk voor de conformiteit van het bouwproduct met de gedeclareerde prestaties.

Op basis van de informatie in de Prestatieverklaring, kan de gebruiker tot een keuze komen, uit alle producten die op de markt beschikbaar zijn, voor de aankoop van het product dat geschikt is voor de toepassing waarvoor het moet dienen en neemt hij de volledige verantwoordelijkheid voor de beslissing op zich.

De Prestatieverklaring is zodoende cruciaal voor het functioneren van de interne bouwproductenhandel doordat het de nodige transparantie biedt en doordat het duidelijk de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen aangeeft.
De minimale hoeveelheid informatie die de fabrikant verplicht is te voorzien, is herzien ten opzichte van de huidige situatie onder de Bouwproductenrichtlijn (BPR). De fabrikant moet een verklaring afgeven voor: - de beoogde toepassing(en) van het product en - ten minste één van de betreffende essentiële kenmerken die relevant zijn voor de aangegeven beoogde toepassing(en).

De Prestatieverklaring verschilt hierin van de huidige Conformiteitsverklaring dat het duidelijk de productprestaties uitdrukt voor wat betreft de essentiële kenmerken vastgelegd in de betreffende hEN.
De CE-markering sluit aan op de Prestatieverklaring en geeft aan dat de fabrikant alle procedures die van toepassing zijn voor het opstellen van de Prestatieverklaring strikt nageleefd heeft en dat de Prestatieverklaring dus accuraat en betrouwbaar is.

Een exemplaar van de Prestatieverklaring van het product moet op papier of in elektronisch vorm verstrekt worden in de taal of talen die de lidstaat, waar het product in de handel komt, voorschrijft. Het exemplaar van de Prestatieverklaring mag beschikbaar gesteld worden via een website, al zijn de voorwaarden hiervoor nog niet vastgesteld ten tijde van het opstellen van dit document. Een papieren exemplaar van de Prestatieverklaring moet ook verstrekt kunnen worden als de ontvanger dit wenst.

Producten

Beschikt Rf-t over een brandwerend rooster voor toepassing buitenshuis?

Neen. Door hun samenstelling zijn brandwerende roosters enkel geschikt voor binnentoepassingen. 

Bestaat er een toepassing om een Rf-t product te selecteren op basis van hun technische kenmerken (aeraulisch en akoestisch)?

Voor brand- en vlinderkleppen en voor brandwerende doorvoerroosters kan dit met behulp van de Rf-Select applicatie. Deze kan u downloaden in de partnerzone op onze website.
Voor rookbeheersingsproducten kan u gebruik maken van de webapplicatie www.logi-K.fr. Deze is momenteel enkel in het Frans beschikbaar.

Heeft Rf-Technologies kleppen voor speciale omgevingen?

Rf-Technologies heeft verschillende kleppen die in aanmerking komen voor omgevingen met speciale vereisten:

  • voor omgevingen waarin de klep onderhevig kan zijn aan dampen, zuren of vochtigheid (bv. zwembaden), kan de klep voorzien worden van een corrosie-werende epoxylaag;
  • voor omgevingen met hoog ontploffingsrisico kan de CU2 klep voorzien worden van explosievrije mechanismen (ATEX-gekeurd)
  • voor omgevingen waarin er gewerkt wordt in hoge omgevingsdruk is er de CU2-15 klep die geschikt is voor omgevingsdruk tot 1500 Pa.

Heeft Rf-Technologies ronde brandkleppen met een diameter groter dan 630mm?

De grootste beschikbare afmeting van onze ronde brandkleppen is 630 mm. Voor aansluiting op kanalen met een grotere diameter, raden wij u een verlengde CU2 (CU2L) klep aan met een ronde aansluiting (PR).

Hoe kan ik een klep met een servomotor die dichtgeslagen is terug openzetten?

Raadpleeg voor het product dat u interesseert de gedetailleerde en complete informatie in het onderdeel “mechanisme” op onze website.

Hoe moet een brandklep onderhouden worden?

Al onze brandkleppen zijn in principe onderhoudsvrij. Toch raden wij aan om de goede werking van de brandklep 2 maal per jaar te controleren.

Hoeveel bedieningsmechanismen zitten er in een batterijmontage?

Een batterijmontage is een samenstelling van meerdere kleppen met een maximum van 4 deelkleppen. Een batterijmontage is een oplossing voor grote installaties als de bestaande brandkleppen niet voldoende groot zijn. In een batterijmontage heeft elke deelklep een mechaniek. Alle mechanieken van een batterijmontage zijn van hetzelfde type.

Ik heb een brandklep met een smeltloodmechanisme. Kan ik het mechanisme vervangen door een gemotoriseerd mechanisme?

Ja. Dit kan d.m.v. één van onze kits. Raadpleeg voor het product dat u interesseert de gedetailleerde en complete informatie in het onderdeel “mechanisme” op onze website.

Ik moet een HVAC systeem leveren met luchtdichtheidsklasse C of D. Bestaan de Rf-t brandkleppen in deze luchtdichtheidsklassen?

Ja, Rf-t kleppen zijn leverbaar met luchtdichtheidsklasse C volgens EN 1751. Dit komt overeen met de klasses C/D voor kanalen. De luchtdichte montage van kanaal/klep dient ook bijzondere aandacht te krijgen.

Kan een manchet gebruikt worden om een ventilatiekanaal brandwerend af te dichten?

Neen, de testnorm EN 1366-3 voor manchetten sluit deze toepassing expliciet uit.

Kan een smeltlood op een brandklep vervangen worden?

Ja. Dit kan op een eenvoudige manier, zonder dat de kanalen gedemonteerd hoeven te worden. Raadpleeg voor het product dat u interesseert de gedetailleerde en complete informatie in het onderdeel “mechanisme” op onze website.

Mag een brandwerend rooster in België geplaatst worden op het uiteinde van een ventilatiekanaal?

Neen. Volgens de Europese wetgeving zijn de brandwerende roosters bestemd voor de natuurlijke ventilatie van de lokalen en mogen ze in geen geval gebruikt worden voor systemen met mechanische ventilatie. Concreet betekent dit dat een brandrooster niet geïnstalleerd mag worden in een mechanisch geventileerde koker. Op deze plaats voldoet alleen een brandklep aan de vereisten, bijvoorbeeld die qua omgevingsdruk.

Mag een brandwerend ventilatierooster geplaatst worden in een ventilatiekanaal (aangedreven met een ventilator)?

Brandwerende ventilatieroosters mogen geplaatst worden in wanden, plafonds, vloeren en deuren, maar niet in een ventilatiekanaal aangedreven door een ventilator, gezien de brandveiligheid niet kan gegarandeerd worden vanuit een brand-technisch oogpunt.
Volgens de Europese wetgeving zijn de brandwerende roosters bestemd voor de natuurlijke ventilatie van de lokalen en mogen ze in geen geval gebruikt worden voor systemen met mechanische ventilatie. Concreet betekent dit dat een brandrooster niet geïnstalleerd mag worden in een mechanisch geventileerde koker. Op deze plaats voldoet alleen een brandklep aan de vereisten, bijvoorbeeld die qua omgevingsdruk.

Mag een klep gedraaid worden?

De klepas mag enkel gedraaid worden als ze zo getest werden volgens EN 1366-2. De meeste kleppen van Rf-t kunnen in beide richtingen geïnstalleerd worden. Raadpleeg altijd de installatievoorschriften.

Mag een rooster 90° gedraaid worden?

Neen. De lamellen met het opzwellende materiaal bevinden zich horizontaal. Er zijn geen testrapporten beschikbaar voor opstellingen waarbij het rooster geplaatst is met de lamellen verticaal.

Mag ik een brandklep met brandwerende steenwolplaten afdichten?

Dat kan als de brandkleppen hiervoor over een classificatie beschikken. Rf-Technologies biedt 5 brandkleppen aan die op deze wijze afgedicht mogen worden. Raadpleeg altijd de installatievoorschriften.

Mag ik één enkele MG2-A gebruiken om de gewenste brandweerstand te bereiken?

Deze installatie is goedgekeurd door de behaalde test- en classificatierapporten voor horizontale montage (vloeren). Een enkele MG2-A manchet, opgebouwd onderaan de vloerplaat, volstaat om de gewenste brandweerstand te bereiken.

Mag ik gebruik maken van een flexibele aansluiting tussen een Rf-t brandklep en een kanaal en wanneer is het aanbevolen?

De Rf-t brandkleppen zijn getest volgens de Europese norm EN 1366-2. Deze norm bepaalt het testprogramma en de voorwaarden om de brandweerstand voor een bepaalde tijdspanne (30, 60, 90, 120', ...) bij een specifieke negatieve druk (300, 500, 1500 Pa) te meten. Hetzelfde geldt voor elk onderdeel van een HVAC-systeem. Deze aanpak heeft als doel om de prestaties van elke component in het systeem te controleren op basis van parameters die eigen zijn aan dat onderdeel. Kanalen bijvoorbeeld worden getest overeenkomstig EN 1366-1.
De interactie tussen de verschillende componenten is niet gedekt door de Europese normen. Dit wordt geregeld door lokale beste praktijken of richtlijnen. Een flexibele aansluiting tussen een klep en een kanaal is een dergelijk element van interactie dat niet is opgenomen in de test opstelling voor een brandklep.
Een flexibele aansluiting kan nuttig zijn om brandkleppen in flexibele wanden te installeren: bij brand zal een metal stud wand gemakkelijk buigen en een starre aansluiting zou kunnen inwerken op de correcte afdichting van de brandklep. Voor een klep in een betonnen wand met mortel afdichting daarentegen is een flexibele aansluiting minder zinvol omdat deze wand weinig risico heeft om te vervormen.
Brandklepfabrikanten zijn vrij om hun producten met flexibele aansluiting te testen. Indien een fabrikant hier tijdens de testen voor kiest, mag de geteste klep vervolgens nooit zonder deze flexibele aansluiting geplaatst worden. Anders is de installatie niet conform aan de classificaties en Prestatieverklaring.
Indien een brandklep zonder flexibele aansluiting wordt getest integendeel, heeft het studiebureau (of de installateur) de vrijheid om een flexibele aansluiting voor te schrijven (resp. toe te passen) voor specifieke situaties waar het veiliger wordt geacht (namelijk metal stud wanden). Dit is het geval voor Rf-t brandkleppen.

Moet ik bij een servomotor de thermische zekering vervangen wanneer de klep is dichtgeslagen door het overschrijden van de temperatuur van 72°C in het luchtkanaal?

Als de temperatuur in het luchtkanaal 72°C overschrijdt, dan onderbreekt de (thermo-elektrische) zekering de voedingsspanningen en wordt de klep gesloten. De thermo-elektrische zekering moet worden vervangen maar de servomotor mag blijven zitten. De vervanging van de thermische zekering kan eenvoudig gebeuren aan de hand van een kit. 

Moeten brandkleppen altijd vervangen worden na een brand?

Ja. De opzwellende bestanddelen van een brandklep kunnen immers niet naar hun oorspronkelijke toestand worden teruggebracht.

Rf-t verwijst naar de flexibele wandtypes GKB en GKF. Waar betekenen deze afkortingen?

Deze twee afkortingen beschrijven het type gipskartonnen platen die kunnen worden gebruikt om een lichte wand met metal studs te bekleden. "GKB" wijst op standaard gips platen (type A volgens EN 520); "GKF" platen bieden een hogere weerstand tegen brand voor gelijke plaatdiktes (type F volgens EN 520).

Volstaat brandwerend schuim BAP om brandwerend af te dichten?

Het brandwerend schuim BAP kan worden gebruikt om uitzetvoegen af te dichten conform de installatievoorschriften, maar er is geen proefattest beschikbaar voor het afdichten van brandkleppen of brandwerende manchetten.

Waar kan ik de elektrische aansluitingsschema's voor de servomotoren vinden?

Raadpleeg voor het product dat u interesseert de gedetailleerde en complete informatie in het onderdeel “mechanisme” op onze website. U kunt de elektrische aansluitingsschema’s ook terugvinden in de installatievoorschriften die bij elk product worden meegeleverd.

Waar kan ik de inbouwmaat/sparingsmaat voor de Rf-t producten vinden?

U kunt de inbouwmaat/sparingsmaat voor elk product en voor elk type wand terugvinden in de gedetailleerde productbrochures en op onze website in het onderdeel “installatie” van het product dat u interesseert.

Wat is de ideale luchtsnelheid in een klep?

De ideale snelheid in een klep is 4 à 5 m/s. Hoe hoger de snelheid, hoe groter het drukverlies en hoe groter het geluidsvermogen (door de aanwezigheid van het klepblad in de kleptunnel).

Wat is een batterijmontage van brandkleppen en mag ik eender welke klep in batterij installeren?

Een batterijmontage is een samenstelling van meerdere brandkleppen. Deze montage is enkel toegelaten als dit zo werd getest volgens EN 1366-2.
Dankzij deze manier van monteren kunnen kanalen die groter zijn dan de grootste beschikbare maat van individuele brandkleppen ook aangesloten worden.

Wat is een SC0?

Een SC0 is een vlamdichte vlinderklep die enkel aan de criteria E en S voldoet en niet aan het I-criterium voor thermische isolatie. Het product voorkomt dat vlammen en rook zich verspreiden gedurende minstens 120 minuten. 

Welke producten mogen in België in een ventilatiekanaal geplaatst worden?

In België is het gebruik van een brandwerende klep vereist waar een ventilatiekanaal (ongeacht welke afmetingen) een compartimentswand doorkruist.
De vlinderkleppen van Rf-Technologies voldoen ook aan de Belgische richtlijnen, in al hun beschikbare diameters, indien er geen branddetectiecentrale aanwezig is.

Zijn tussenmaten van jullie producten mogelijk en waar kan ik hiervoor de prijzen terugvinden?

Tussenmaten van bepaalde producten zijn mogelijk op aanvraag en mits meerprijs.
De meerprijzen voor deze tussenmaten kunt u terugvinden op de inleidingspagina's van onze catalogus.

Bestaan er richtlijnen voor het onderhoud van de Rf-t brandkleppen?

Algemene instructies voor het onderhoud van onze brandkleppen zijn samengevat in dit document.

Hoe werkt een eenvoudig smeltloodmechanisme?

Bij dit soort bedieningsmechanisme ontgrendelt het klepblad van de brandklep automatisch als de temperatuur in het kanaal een bepaalde temperatuur overschrijdt. Standaard is dit 72°C.

Door de temperatuurstijging smelt het lood en springt het smeltlood open. De inwendige torsieveer wordt hierdoor ontspannen en het klepblad sluit zich. 

De goede werking van de brandklep met smeltloodmechanisme kan periodiek worden getest d.m.v. een manuele ontgrendeling en een manuele herwapening. Door een eindeloopschakelaar op het mechanisme aan te brengen kan gecontroleerd worden of de brandklep open of dicht is. 

Eens gesmolten, dient het smeltlood vervangen te worden.

Hoe werkt een vanop afstand gestuurd bedieningsmechanisme?

Bij dit soort bedieningsmechanisme ontgrendelt het klepblad van de brandklep afstandsgestuurd door een stroomimpuls of een stroomonderbreking naar de magneet, of automatisch door het doorsmelten van een thermische zekering bij een temperatuur hoger dan 72°C in het kanaal. Bij de ontgrendeling sluit het klepblad zich.

Met een eindeloop- en beginloopschakelaar kan de open of gesloten stand van de klep gecontroleerd worden.

De herwapening van de brandklep gebeurt manueel of met de (optionele) herwapeningsmotor. 

Hoe werkt een gemotoriseerd bedieningsmechanisme?

Bij dit soort bedieningsmechanisme opent een servomotor het klepblad bij het aanbrengen van de voedingsspanning (open positie = wachtstand).
Bij het onderbreken van de voedingsspanning wordt de klep gesloten door een inwendige torsieveer (gesloten positie = veiligheidspositie).

Een gemotoriseerd bedieningsmechanisme kan worden uitgerust met een thermo-elektrische zekering die de voedingsspanning onderbreekt als de temperatuur in het luchtkanaal 72°C overstijgt.

Brandkleppen op minimale afstanden

Op welke Rf-t brandkleppen zijn de minimale afstanden van toepassing?

Een gecertificeerde installatie met minimale afstanden kan toegepast worden op volgende brandkleppen: CR60, CR60-1S, CR120, CR2, CU-LT en CU2.

Wat is de minimale afstand voor de ronde Rf-t brandkleppen?

De minimale afstand tussen twee ronde Rf-t brandkleppen of tussen een ronde brandklep en een bouwelement is 30 mm.

Wat is de minimale afstand voor de rechthoekige Rf-t brandkleppen

De minimale afstand tussen twee rechthoekige Rf-t brandkleppen is 50 mm. De minimale afstand tussen een rechthoekige klep en het plafond is 25 mm. De minimale afstand tussen een rechthoekige brandklep en een ander bouwelement (zoals een wand) is 50 mm.

Gelden de minimale afstanden ook voor brandkleppen geïnstalleerd buiten de wand?

Ja. De CR60, CR120 en CU-LT zijn gecertificeerd voor een installatie buiten de wand in combinatie met een installatie op minimale afstanden. De minimale afstanden tussen brandkleppen (30 of 50 mm) of tussen brandklep en plafond (30 of 25 mm) gelden voor de installatie buiten de wand.

Kun je de minimale afstanden tussen brandkleppen ook toepassen wanneer meerdere brandkleppen in éénzelfde wandopening zitten, afgedicht met steenwol platen?

Ja. De maximale opening in de wand dat afgedicht mag worden met steenwol platen mag niet groter zijn dan

  • de afmeting van de kleppen + 600 mm EN
  • de maximale opening gevalideerd door de fabrikant van de platen (bijv. Promat BxH ≤ 3,75 m², Hilti EI90S ≤ 3,20 m², Hilti EI120S ≤ 1,44 m²).

Bij het afdichten met brandwerende steenwol platen is het maximale aantal brandkleppen ook afhankelijk van de maximale oppervlakte toegestaan voor het geselecteerde afdichtingsmateriaal. Wat is die maximale oppervlakte, de zogenaamde "blank seal"?

De maximale opening of "blank seal" is de grootst mogelijke oppervlakte die met steenwol platen afgedicht mag worden. Die maximale opening is merk-specifiek (bijv. Promat BxH ≤ 3,75 m², Hilti EI90S ≤ 3,20 m², Hilti EI120S ≤ 1,44 m²). Raadpleeg de fabrikant voor meer informatie.

Wat met de toegang tot het mechanisme / de thermo-elektrische sonde?

Het mechanisme en de thermo-elektrische sonde moeten toegankelijk blijven na installatie. We raden aan minstens 200 mm vrije ruimte te houden tot het mechanisme.

Is er een beperking op het aantal (ronde/rechthoekige) kleppen die op minimale afstand van elkaar geïnstalleerd worden?

Ja. Voor rechthoekige kleppen op minimale afstand van elkaar kun je maximaal twee kleppen verticaal OF 2 kleppen horizontaal OF een cluster van 2 op 2 (max. 4 dus) installeren. Voor ronde brandkleppen is dat maximaal 3 kleppen horizontaal OF 3 verticaal, met maximaal 1 bijkomende klep, resp. eronder of ernaast (dus max. 3 + 1 of 4 kleppen in totaal).

Van waar wordt er gemeten om de minimale afstanden tussen kleppen te bepalen (behuizing, flens, mechanisme...)?

De minimale afstanden worden gemeten vanaf de buitenkant van de behuizing van de klep. De flenzen kunnen dichter bij elkaar staan. Het mechanisme moet toegankelijk blijven.

Wat is de universele afdichting voor minimale afstanden?

De universele afdichting bestaat uit steenwol platen van minstens 150 kg/m³. Gecoate platen mogen eveneens gebruikt worden.

Wat wordt er bedoeld met de "afdichting volgens de reeds bestaande classificaties"?

Individuele Rf-t brandkleppen zijn gecertificeerd met verschillende afdichtingsmethodes. Deze zijn opgenomen in de prestatieverklaring. Al de afdichtingsmethoden vermeld in deze verklaring kunnen worden aangewend om de rest van de opening rond de brandkleppen af te dichten.

Hoeveel lagen universele afdichting voor minimale afstanden zijn vereist wanneer de wand/vloer dikker is dan 100 mm?

De universele afdichting voor minimale afstanden moet minstens 400 mm bedragen. Dit omvat de dikte van de wand/vloer.

Zijn minimale afstanden ook van toepassing bij de installatie kleppen in een vloerplaat?

Ja. Gecertificeerde kleppen mogen in een vloer geïnstalleerd worden op een minimale afstand van elkaar of van een aanpalende verticale wand.

Waar kan ik de installatievoorschriften voor de plaatsing van brandkleppen op minimale afstand terugvinden?

Deze installatievoorschriften kunt u terugvinden op onze website (onder het menu 'installatie' van elke brandklep) en in de technische fiche van het product.

Moet de steenwol samengedrukt worden tussen de klep en het plafond?

Voor rechthoekige brandkleppen geplaatst op minimale afstand van een plafond kan de universele afdichting tussen klep en plafond uitgevoerd worden met steenwol platen (≥ 150 kg/m³) OF, indien de afstand kleiner of gelijk is aan 50 mm, met zachte steenwol (≥ 40 kg/m³) dat minstens 40% samengedrukt wordt.

Kun je de minimale afstanden toepassen bij de CR60-1S brandkleppen?

Ja, de minimale afstanden zijn ook van toepassing op de CR60-1S. De integriteit van de opbouwschelp moet behouden worden. Het gebruik van de universele afdichting voor minimale afstanden is hierbij niet vereist.

Is een IFW-kit vereist wanneer je CU-LT installeert op minimale afstand in een lichte wand (metal stud)?

Neen. Bij minimale afstanden in een lichte wand moet de rest van de opening rond de CU-LT brandklep (zonder IFW kit) met gips afgedicht worden.

Veerteruggangmotor ONE

Waar staan ‘FDCU’ en ‘FDCB’ voor?

‘FDCU*’ slaat op een enkele set van begin- en eindeloopcontacten. Deze lopen meestal naar een relais of een (brand)beheersysteem en geven de stand van het klepblad weer.
‘FDCB**’ slaat op een dubbele set begin- en eindeloopcontacten en wordt gebruikt om bijv. rechtstreeks de ventilator aan te sturen en doormelding naar een (brand)beheersysteem.

*FDCU staat voor ‘Fin et Début de Course Unipolaire’

**FDCB staat voor ‘Fin et Début de Course Bipolaire’

Ik heb een ONE-T FDCU besteld, maar heb eigenlijk 2 sets contacten nodig. Bestaat hiervoor een kit die ik op of in de actuator kan plaatsen?

Neen. Om de hoge IP54 waarde te garanderen kan de ONE-actuator niet geopend worden door derden. De actuator moet vervangen worden door een variant met een geïntegreerde dubbele set contacten. 

Eén van de kabels is beschadigd. Kan ik deze vervangen?

Neen, dit is niet het geval. Om een veilige werking te kunnen garanderen, dient de volledige actuator vervangen te worden. 
De garantie die Rf-t biedt, is niet van toepassing op een beschadigde actuator.

Wordt bij manueel herwapenen de batterij op haar plaats gehouden door de rubberen sluitdop?

Soms, maar dit is niet het doel van deze kap. De batterij moet in de meeste gevallen met de hand aangedrukt worden op de contacten.

Moet ik rekening houden met de polariteit van de batterij wanneer ik deze in de actuator plaats?

Neen, de batterij kan in het aansluitcompartiment geplaatst worden zonder rekening te houden met de polariteit van de batterij. Electronica op de print vangt dit op voor uw gebruiksgemak.

Werkt de brandklep al ingeval van brand, als de actuator nog niet op de voeding aangesloten is?

Ja. Om deze bijkomende veiligheid te kunnen garanderen heeft Rf-t gekozen voor een mechanische i.p.v. een thermo-elektrische zekering.
Opmerking: dit geldt niet voor een brand buiten het kanaal. De thermische zekering die in de behuizing van de ONE zit om een eventuele brand buiten het kanaal te detecteren, werkt elektronisch.

Levert Rf-t een 9V-batterij mee?

Neen. Deze batterijen zijn vlot verkrijgbaar in detail- en vakhandel.

Kan ik het smeltlood zonder gereedschap vervangen?

Ja, de smeltloodhouder wordt op zijn plaats gehouden door een clip. Door deze met een vinger in te drukken, komt de smeltloodhouder los en kan deze verwijderd en vervangen worden.

De brandklep is aangesloten op de voeding. Ik heb de brandklep manueel getest (door op de testknop te drukken), maar ze opent niet wanneer ze naar ‘open’ aangestuurd wordt door het beheersysteem. Is dit normaal?

Ja. Bij manueel testen, moet de actuator weer geactiveerd worden. Daarvoor moet een 9V-batterij kort tegen de contacten in het batterijcompartiment gehouden worden. Daarna neemt de permanente voeding over en brengt het klepblad volledig naar de wachtpositie (open).

Bij manuele herwapening hoor ik na verloop van tijd een tikkend geluid. Is dit normaal?

Ja. Na ongeveer 30° draaien van het klepblad, loopt een pal over een tandwiel. Deze pal houdt het klepblad in haar positie mocht tijdens het herwapenen de stroom wegvallen. Als de batterij weggenomen wordt vooraleer de positie van 30° bereikt werd, zal de klep weer volledig sluiten.

Is de batterij altijd nodig?

Neen, enkel bij manueel testen, testen wanneer er nog geen spanning op de klep zit of wanneer de aangesloten klep manueel gesloten werd.
(In dit geval kort contact maken met de batterij. De voeding van de motor neemt erna over).

Kan ik de opening van het smeltlood gebruiken voor een visuele inspectie van het klepblad?

Het smeltlood kan eenvoudig tijdelijk weggenomen worden, waardoor inspectie d.m.v. een endoscoop (INSPECAM) kan uitgevoerd worden.

Hebben we toegang tot de opgeslagen gegevens op de microprocessor?

Neen, deze informatie is enkel bedoeld voor evaluatie en probleemanalyse door de dienst na verkoop van Rf-Technologies in geval van een defect. 

De LED-lamp geeft verschillende indicaties door verschillende aan/uit intervals. Wat betekenen die?

  • Tijdens een manuele herwapening:
    Als de LED snel knippert (3x/sec), dan dient een nieuwe batterij gebruikt te worden (batterij is leeg). Een traag knipperende LED (1x/sec), betekent dat de wapening bezig is. Wanneer de ONE voedingsspanning detecteert op de voedingskabel, volstaat het om de batterij korte tijd aan te leggen om het wapenen te starten.
  • Een continu oplichtende LED, betekent dat de wapening voltooid is en spanning aanwezig is.
  • De behuizing van het mechanisme bevat een temperatuursensor. Wanneer de temperatuur in de behuizing 72°C bereikt, wordt het mechanisme ontgrendeld. De LED knippert 2 keer per seconde. Wanneer de temperatuur terug onder 72°C gaat, kan het mechanisme enkel terug gemotoriseerd gewapend worden, wanneer er eerst een manuele herwapening gebeurt (met batterij).

Rf-Technologies

Doet Rf-t interventies in geval van een technisch probleem?

Als blijkt dat één van onze producten ondanks onze rigoureuze interne controle toch een kwaliteitsprobleem zou hebben, dan kan er mits afspraak een interventie door Rft uitgevoerd worden. De termijn van een dergelijke interventie wordt geval per geval bekeken.

Ik heb dringend een klein aantal brandkleppen nodig: hoe snel kunt u deze leveren?

Express bestellingen geboekt vóór 11u zijn beschikbaar (afhaling fabriek) binnen:

- 24 u voor CR2, CR60, CR120
- 48 u voor CU2, CU-LT, CU-LT-1s

Prijs: toeslag van 10% op het totaalbedrag van de bestelling.

Neemt Rf-t producten terug? Kan een bestelling geannuleerd worden?

Aanvragen van eventuele terugnames dienen geadresseerd worden aan de Klantendienst (info@rft.be).

Een bestelling annuleren brengt kosten mee. De voorwaarden van annulering vindt u in onze catalogus.

Neemt Rf-Technologies geleverde goederen terug?

Bestelde en geleverde goederen worden niet teruggenomen. Neem hiervoor contact op met uw verkoopsverantwoordelijke.

Waar kan ik Rf-t producten bestellen?

U kunt contact opnemen met onze Klantendienst, direct via mail (info@rft.be) of per telefoon als u hulp wenst bij het selecteren van producten.

De Rf-t producten zijn in België ook verkrijgbaar via resellers. Contacteer ons via mail (info@rft.be) voor meer informatie over onze dealers in België en het buitenland.

Waar vind ik een prijslijst van Rf-t producten ?

De Rf-t catalogus bevat bruto prijzen van onze producten. Het is beschikbaar in PDF formaat onder het menu 'documenten' bij elk product. Een prijslijst in Excel formaat is daar ook beschikbaar.

Welke garantieperiode biedt Rf-t op haar producten?

De wettelijke garantie op producten is één (1) jaar en gaat in op de dag dat de producten in de fabriek ter beschikking worden gesteld.

Deze garantie is beperkt tot de vervanging of de herstelling door onze diensten van het vastgestelde defecte onderdeel.

Onze Algemene Verkoopsvoorwaarden kunt u raadplegen in onze catalogus en op onze website.

Brandwerendheid van de brandklep in het geselecteerde wandtype

Mag ik in een lichte wand eender welk materiaal gebruiken voor de structuur van de wand?

NEE: De opbouw van de wand en de ondersteunende structuur mag alleen plaatsvinden met materiaal zoals aangegeven in de installatievoorschriften en classificatiedocumenten. Voor de plaatsing en ondersteuning van brandkleppen in een lichte wand komt dit meestal neer op gegalvaniseerde C-profielen (metal stud). De metalen onderconstructie mag niet vervangen worden door een houten onderconstructie.

Om bij brand de stabiliteit van de wand en de afdichting rond de klep te garanderen, is het belangrijk om boven en onder de klep een horizontale ligger te plaatsen.

 Bij de opbouwklep CR60-1S kunnen de liggers in een symmetrische lichte wand vervangen worden door losse stukjes C-profiel ter hoogte van de fitting.

Mag ik voor een lichte wand eender welke gipskartonplaten toepassen?

NEE: De classificatie van een brandklep in een metal stud wand geeft tevens aan welk type gipskartonplaten gebruikt moeten worden. Check altijd de installatievoorschriften van de brandklep en de classificatie van de wand. De classificatie van de klep blijft behouden bij een grotere wanddikte met dezelfde platen en plaatdikte.

Rf-Technologies heeft de meeste brandkleppen met zowel type A (niet brandwerend) als type F platen getest.

Rf-Technologies heeft de lichte wand met een brandweerstand van 90’ en 120’ getest met een minerale wol van 40 kg/m³.

Mag ik een brandklep in een asymmetrische lichte schachtwand plaatsen?

Een lichte schachtwand wordt vaak asymmetrisch gebouwd, namelijk met alleen aan de buitenkant van de schacht gipskartonplaten. Beplating aan de binnenkant aanbrengen is immers moeilijk. Brandkleppen moeten altijd specifiek zijn getest in asymmetrische lichte schachtwanden om conform de eisen in een dergelijke schachtwand geplaatst te mogen worden.

De CR60-1S mag gebruikt worden in een schachtwand met 2 x 15 mm type F-gipskartonplaten gemonteerd aan één zijde op een gegalvaniseerd C-profiel van 50 mm breed + isolatie 40 kg/m³.

De wanddikte is anders dan getest: hoe los ik dit op om toch een conforme installatie te hebben?

Op voorwaarde dat de vereiste brandweerstand wordt behaald, mag een te dunne wand plaatselijk worden verdikt om de geteste dikte te behalen. Aangeraden wordt om de wanddikte minstens 200 mm rondom de brandklep aan te passen. Deze oplossing dient overlegd te worden met een geaccrediteerd controlebureau of adviesorgaan. 

Een dikkere wand dan getest is altijd toegestaan. De behuizing van de klep moet dan wel voorzien worden van een verlengstuk voordat het geheel in de sparing wordt geplaatst. De meeste brandkleppen kunnen ook besteld worden met een verlengde behuizing.

Productselectie

Wanneer is het interessant om een opbouwklep in plaats van een inbouwklep toe te passen?

Wat de kosten betreft, is het gebruik van een opbouwklep het voordeligste. De wat hogere aanschafprijs van deze klep wordt ruimschoots gecompenseerd door de grotere installatiesnelheid en het wegvallen van de kosten van afdichten. Hierdoor kan dezelfde ploeg per dag meer kleppen plaatsen.

Er zijn nog bijkomende voordelen van opbouwkleppen:

  • Plaatsing en afdichting gebeuren ook gelijktijdig waardoor afdichting door een andere partij of op een later tijdstip niet meer nodig is.
  • Geen droogtijden meer omdat er mortel of gips is gebruikt.
  • Geen noodzaak tot opspieën bij rechthoekige kleppen.

Om de CR60-1s in een gipskartonwand vast te zetten kunt u losse stukjes metal stud profiel gebruiken. Het vooraf of – lastiger – achteraf aanbrengen van horizontale liggers boven en onder de klep behoort hiermee tot het verleden. Deze methode geeft meer flexibiliteit voor de plaatsing van de brandklep en werkt ook aanmerkelijk sneller. De sparing bij dit type klep is een standaard nominale boorafmeting, waardoor het gemakkelijker is om de juiste sparing te voorzien.

De klep heeft niet dezelfde vorm of afmetingen als het kanaal. Bestaan er kant-en-klare oplossingen voor de aansluiting op een anders gevormd kanaal?

JA: er bestaan verkleinstukken en ronde of ovale verloopstukken, waarmee u de klep op een kanaal met andere afmetingen of een andere vorm kunt aansluiten.

  • Vierkante kleppen kunnen door middel van een leverbaar aanpassingsstuk worden aangesloten op ronde kanalen.
  • Er kunnen voor andere situaties ook specifieke aansluitstukken worden gemaakt. Deze hebben geen nadelige invloed op de classificatie van de brandkleppen.

Wanneer kies ik voor een brandklep, en wanneer mag ik een vlinderklep plaatsen?

Zowel de brandklep als de vlinderklep is getest volgens EN 1366-2, geclassificeerd volgens EN 13501-3 en dus geschikt als brandwerende oplossing voor ventilatiekanalen.

De vlinderklep is een brandwerende klep zonder extern bedieningsmechanisme. Een vlinderklep wordt ter hoogte van de brandscheidingswand in het doorvoerkanaal van dezelfde diameter geplaatst en door rubber dichtingsringen op zijn plaats gehouden. Vlinderkleppen bestaan ook als eindkleppen met ventiel met verstelbare kern. De keuze tussen een ronde brandklep of een vlinderklep wordt bepaald door de voordelen en limieten van beide oplossingen.

Bij een gelijke diameter hebben vlinderkleppen bovendien meer drukverlies en een lagere netto doorlaat dan brandkleppen. Als netto doorlaat en drukverlies belangrijke criteria zijn, is het beter om voor brandkleppen te kiezen.

Vlinderkleppen

Voordelen

Nadelen

Installatie en onderhoud

Vlinderkleppen kunnen eenvoudig worden geplaatst door ze in een metalen ventilatiekanaal met dezelfde nominale diameter te schuiven.

Vervanging van het smeltlood van buitenaf, zoals bij brandkleppen, is niet mogelijk voor een vlinderklep.

Ondanks de afwezigheid van een extern mechanisme, moet de controle van het smeltlood wel mogelijk blijven. Indien de vlinderklep niet aan het uiteinde van het kanaal wordt gemonteerd, moet er een voorziening komen die inspectie van de vlinderklep mogelijk maakt, bijvoorbeeld een inspectieluik.

Geen extern mechanisme

Vlinderkleppen bevatten geen bedieningsmechanismen en zijn daardoor goedkoper.

De stand van het klepblad is moeilijker te controleren. Met behulp van een (optionele) positieschakelaar is controle vanop afstand wel mogelijk. Let wel: controle, geen besturing.
Afmetingen

 

Van vlinderkleppen is het aantal beschikbare diameters beperkt.

Bij een gelijke diameter hebben vlinderkleppen bovendien meer drukverlies en een lagere netto doorlaat dan brandkleppen. Als netto doorlaat en drukverlies belangrijke criteria zijn, is het beter om voor brandkleppen te kiezen.

 

Mag ik een ander ventiel toepassen op een vlinderklep met ventiel (type SCV+)?

De classificatie van een vlinderklep is alleen geldig voor een daadwerkelijk geteste klep- en ventielcombinatie. 

Alleen indien zodanig getest, mag een ventiel vervangen worden door een ander ventiel. Dit mag vervaardigd zijn uit kunststof of gegalvaniseerd, roestvrij of gelakt staal. 

Dit is bijvoorbeeld het geval voor de SC+L vlinderklep van Rf-t. Dit is een vlinderklep met een verlengde behuizing om zo de juiste positie van het klepblad binnen de wand te kunnen garanderen.

Nadat het ventiel is geplaatst, moet altijd gecontroleerd worden of het sluiten van het klepblad niet gehinderd wordt (bijv. door een te lange draadstang bij een luchtventiel met verstelbare kern).

Wat kan ik doen als de maximale beschikbare afmetingen van de klep te klein zijn t.o.v. het kanaal?

Een batterijopstelling is een samenstelling van meerdere kleppen, naast of boven elkaar geplaatst, voor installaties met grote afmetingen. Een batterijopstelling is enkel mogelijk indien deze geclassificeerd en CE gemarkeerd is. Dit is het geval van de CU2/B batterij.

Opbouw van de CU2/B batterij met 4 deelkleppen

Gaat het eerder om een probleem van hoogte/breedte-verhoudingen, dan kunt u de klep draaien, indien de klep ook met as verticaal getest werd. Deze informatie staat in de installatievoorschriften, prestatieverklaring en classificatiedocumenten.

Bij een brede en platte brandklep heeft een plaatsing met as verticaal ook een bijkomend luchttechnisch voordeel: de netto doorlaat ligt een stuk hoger door de kleinere breedte van het klepblad waardoor de drukverliezen ook lager zijn.

De klep mag gedraaid worden indien ze ook met as verticaal werd getest.

Mag ik brandwerende roosters of manchetten bij mechanische ventilatie toepassen?

NEE: Brandwerende roosters worden getest volgens EN 1364-1 en -2 en/of EN 1634-1. Manchetten worden beproefd onder de EN 1366-3. Deze testmethodes zijn niet geschikt en daarom niet toegestaan om componenten van mechanische ventilatiesystemen te evalueren. Ze houden geen rekening met mechanische vereisten voor het afsluiten van ventilatiesystemen: drukverschil, rookdoorgang en sluitingstijd worden hierbij niet in aanmerking genomen.

Manchetten zijn uiterst geschikt voor het afdichten van sanitaire kunststofleidingen, maar EN 1366-3 sluit het toepassen van manchetten in ventilatiesystemen expliciet uit. Dit zelfs als de ventilatie bij brand automatisch wordt uitgeschakeld. Het klopt niet dat een ventilatiekanaal als ‘gewone’ kunststof of metalen leiding kan worden beoordeeld indien de ventilatie bij brand automatisch wordt uitgeschakeld.

In vergelijking met brandkleppen hebben roosters ook een veel lagere netto doorlaat en een opmerkelijk hoger drukverlies.

Brandwerende kleppen worden volgens EN 1366-2 getest en zijn daarom geschikt en toegelaten om in een compartimentswand de brandweerstand van een ventilatiekanaal te verzekeren. Deze norm geldt namelijk voor ventilatietoepassingen, waarbij sprake is van een drukverschil. Onder deze norm wordt tevens de sluitingstijd gemeten.

Mag ik brandwerende kleppen als regelkleppen toepassen?

Na een luchtbehandelingskast wordt voor de debietregeling meestal een registerklep geplaatst. Deze klep wordt soms verward met een brandklep.

Bepaalde versies van brandkleppen met stappenmotoren hebben inderdaad de mogelijkheid om het klepblad in meerdere posities tussen open en gesloten te zetten. Echter, omdat de regelmogelijkheden van een brandklep veel beperkter zijn dan van een registerklep wordt deze oplossing zelden of nooit gebruikt. Indien vereist, is de meest gangbare oplossing het plaatsen van een separate brandklep vóór of na de registerklep.

Bestemming van de ruimte

Mogen brandkleppen uitgerust zijn met een smeltlood dat op een hogere temperatuur reageert?

Alleen indien zodanig getest. Deze oplossing kan nuttig zijn voor brandkleppen die dicht bij een verwarmingsketel of een technische ruimte met warme lucht worden geplaatst.

Bestaan er brandkleppen die geschikt zijn voor het gebruik in een grootkeuken?

De brandcompartimentering van (groot)keukens vormt een specifieke uitdaging. Voor het afvoeren van lucht in keukens door middel van afzuigkappen, wordt het gebruik van brandkleppen afgeraden. In een aantal landen laat de reglementering hier zelfs het gebruik van brandkleppen niet toe.

In de loop van de tijd vindt er in die omgeving immers een afzetting van vetten en oliën plaats op de brandklep. Dit verhoogt niet alleen de potentiële brandlast ter hoogte van de klep. Het is ook niet uitgesloten dat het klepblad niet meer of onvoldoende zal kunnen sluiten bij een eventuele brand.

Zijn brandkleppen bestand tegen de afgevoerde dampen in een laboratorium?

De afgevoerde lucht kan bestanddelen bevatten die componenten van een brandklep kunnen beschadigen. Om dit risico te verminderen of uit te sluiten, is het aangeraden om gebruik te maken van de optionele epoxycoating. Deze biedt bescherming tegen de meeste oplosmiddelen, (an)organische zuren, zouten, alkali, schadelijke gassen en oliën. Een technische beschrijving kan op aanvraag worden toegezonden.

Het risico op beschadiging geldt niet voor kleppen die zijn uitgevoerd met calciumsilicaat platen. Om hygiënische redenen wordt epoxy echter ook aanbevolen voor dergelijke brandkleppen wanneer ze worden toegepast in laboratoriums en ziekenhuizen. De epoxylaag dient hierbij om de oneffen structuur van het materiaal te vullen en zo de kans op aanhechting van ongewenste stoffen te verminderen.

Mogen brandkleppen in een vochtige omgeving worden geplaatst?

Alleen indien ze adequaat beschermd zijn tegen corrosie.

Omwille van de aanwezigheid van chloorhoudende lucht wordt er ook voor brandkleppen in ventilatienetwerken van zwembaden sterk aangeraden om gebruik te maken van de optionele epoxycoating.

De tunnels van Rf-t metalen brandkleppen zijn bijv. beschermd tegen corrosie door niet-condenserende luchtvochtigheid. Deze bescherming wordt gegarandeerd door een 20 µ dikke (275 g/m²) galvanisatielaag aangebracht door middel van het Sendzimirprocédé.

Rf-t brandkleppen zijn ook met succes gebrandtest na het ondergaan van een zoutneveltest. De zoutneveltest is een methode om via artificiële/versnelde veroudering de corrosiebestendigheid van een materiaal of product te beproeven.

Moet ik in een omgeving met verhoogd ontploffingsgevaar altijd een ATEX klep plaatsen in doorvoeringen van een kanaal dat vertrekt van die EX zone naar een ander compartiment?

 JA: ATEX gecertifieerde brandkleppen zijn altijd vereist in situaties waarbij de brandklep zich in een ATEX zone bevindt en/of deel uitmaakt van een ventilatiekanaal dat lucht uit een ATEX zone transporteert.

Men spreekt over explosiegevaar zodra een mengsel van lucht (of een andere zuurstofbron) en één of meer brandbare stoffen (in de vorm van gas, damp, nevel of stof) onder atmosferische omstandigheden ontstoken kan worden.

ATEX gebieden zijn opgesplitst in zones (0, 1 of 2 voor gassen; 20, 21 of 22 voor stof). Apparaten die in explosieve zones worden geplaatst, zijn onderverdeeld in groepen en categorieën. Om te bepalen onder welke categorie de te gebruiken brandkleppen vallen, moeten de zonering en de vrijkomende stoffen bij de beoordeling bekend zijn.

De hierna volgende tabel bevat de verschillende zones, alsmede de bijbehorende ATEX classificatie voor toepassingen in groep II (andere omgevingen dan mijnen).

explosieve atmosfeer door een mengeling van lucht met brandbare gassen, damp of nevel

0

1

2

 

Permanente explosieve atmosfeer gedurende langere periodes of frequent voorkomend

(meer dan 1000 uur/jaar)

Explosieve atmosfeer die mogelijk kan voorkomen tijdens normaal gebruik

(tussen 10 en 1000 uur/jaar)

Explosieve atmosfeer die normaal niet voorkomt, maar indien ze voorkomt is dit voor korte tijd

(minder dan 10 uur/jaar)

 

explosieve atmosfeer door een mengeling van lucht met brandbare stofwolk

 

20

21

22

 

ATEX classificatie voor uitrusting

Categorie 1: Heel hoog beschermingsniveau

Categorie 2: Hoog beschermingsniveau

Categorie 3: Normaal beschermingsniveau

 

 

In zone 0 of 20 mogen enkel brandkleppen geplaatst worden van categorie 1, in zone 1 of 21 zowel brandkleppen van categorie 1 of 2 en in zone 2 of 22 mogen brandkleppen geplaatst worden van categorie 1, 2 of 3.

 Rf-t verkoopt brandkleppen van groep II, categorie 2 en 3. De brandklep is gemarkeerd met de letter D als deze geschikt is bij stofexplosiegevaar en met de letter G bij gasexplosiegevaar. De eventuele gasgroep en de temperatuurklasse zijn tevens aan de markering toegevoegd.

Grootte van de sparing

Mag ik de sparing kleiner of groter maken dan aangegeven in de montage-instructies?

De ideale afmeting van de sparing wordt aangegeven in de montage-instructies.

  • Bij het verkleinen van de sparing moet erop worden gelet dat de brandklep nog steeds correct kan worden afgedicht.
  • Bij het vergroten van de sparing mag de afstand tussen de brandklep en de rand van de sparing maximaal met 50% vergroot worden.

Voor het afdichten van de sparing met brandwerende steenwolplaten geldt deze regel niet. Bij gebruik van deze afdichting wordt steeds de maximale afmeting van de sparing weergegeven in de montage-instructies.

Voor de tijd- en kostenbesparende opbouwkleppen is de speling tussen brandklep en wand/vloer veel beperkter. Hierdoor is het niet meer nodig na plaatsing van de klep een afdichting te plaatsen.

Bij de rechthoekige Rf-t opbouwkleppen zijn zowel de minimale als de maximaal toegestane sparingen weergegeven. Voor de sparing van de ronde opbouwklep CR60-1s werd gekozen voor standaard nominale boordiameters.

Hoe moet de sparing worden afgewerkt in een lichte wand?

In een lichte wand worden rond de sparing horizontale en verticale studs voorzien om de stabiliteit van de wand en de afdichting rond de brandklep bij brand te garanderen.

Bij de opbouwklep CR60-1s (in een symmetrische lichte wand) kan men met behulp van kortere metal studs deze afwerking achteraf plaatsen.

Plaatsing in de sparing

Moet een brandklep steeds geïnstalleerd worden na de plaatsing van de wand?

Een brandklep mag zowel voor als na de plaatsing van de wand worden geïnstalleerd. Indien de wand reeds geplaatst is, moet de installatie gebeuren volgens de meegeleverde installatievoorschriften. Hierbij moet er in een lichte wand op worden gelet dat de sparing correct is afgewerkt.

Bij het installeren van de brandklep voor het plaatsen van de wand wordt aangeraden om vooraf de voorziene positie van de later te plaatsen wand zeer goed uit te zetten. Deze inbouwsituatie is immers zeer kritisch voor wat betreft de positie van de klep en het klepblad in de wand. Als later de uitlijning tussen de brandklep en wand niet overeenkomt met wat was voorzien, is het aan te raden om de klep te verplaatsen of om het stuk tussen de wand en de klep te bekleden met brandveilige isolatie, conform de installatievoorschriften en classificaties voor op afstand van een wand geplaatste kleppen.

Deze opstelling moet dus ook getest en opgenomen zijn in de prestatieverklaring en CE-markering van de klep, voordat ze mag worden toegepast.

Mag ik de brandklep met as verticaal plaatsen indien dit gunstiger is voor mijn bouwwerk?

De keuze voor plaatsing met de klepas verticaal is alleen toegestaan wanneer de klep voor die richting werd getest. Dit is aangegeven in de classificatie en documentatie van de fabrikant.

De richting van de plaatsing van de klep wordt meestal bepaald door:

  • De afmetingen verhouding (hoogte en breedte) van het kanaal.
  • De beschikbare ruimte voor bereikbaarheid van de bediening en het smeltlood.

Indien er onvoldoende plaats is voor de klep én de bediening, of als de bediening of het smeltlood niet bereikbaar zijn, kan het nuttig zijn om de brandklep met as verticaal te plaatsen.

Die plaatsing biedt bij de rechthoekige kleppen nog bijkomende voordelen:

  • Er worden meer formaten kleppen beschikbaar voor installatie;
  • De luchttechnische eigenschappen van een smalle, hoge klep zijn gunstiger dan die van een brede, platte klep.

Moet de klep steeds centraal in de sparing worden geplaatst?

In de installatievoorschriften zijn de minimum en/of maximum afmetingen van de sparing en afdichting vermeld. Een eventuele asymmetrische installatie is toegelaten als de sparing tussen de brandklep en de wand of vloer nog steeds correct kan worden afgedicht.

 Bij een afdichting met brandwerende steenwolplaten gelden soms minimale afstanden tussen de klep en de rand van de sparing. Dit is terug te vinden in de classificatie en documentatie van de fabrikant.

Wat is de minimumafstand tussen verschillende brandkleppen en tussen een brandklep en andere structurele elementen?

Brandkleppen moeten geïnstalleerd worden volgens de voorschriften van de fabrikant. Indien in de voorschriften niets wordt vermeld, is de minimumafstand:

  • Tussen brandkleppen 200 mm.
  • Tussen een brandklep en een ander constructie-element zoals wand of vloer 75 mm.

 Let hierbij op dat de bediening van de brandklep en het controleren en vervangen van het smeltlood mogelijk blijven.

 Zorg er bij opbouwkleppen voor dat er voldoende ruimte is voor het opbouwkader. 

 Wanneer de wand door verschillende leidingen wordt doorkruist (kabels, PVC, HVAC,…), dan moet er minstens 200 mm afstand zijn tussen de brandklep en de andere technieken, tenzij anders getest.

Indien de voorgeschreven minimumafstand niet kan worden gerespecteerd, wordt aangeraden om overleg te plegen met de bevoegde instanties of het controlebureau.

 De ronde brandkleppen CR60, CR120 en CR2 werden getest op een minimale afstand van 30 mm (zowel van andere brandkleppen als van een constructie-element).

 De rechthoekige brandkleppen CU-LT en CU2 werden getest op een minimale afstand van 25 mm van een vloerplaat en 50 mm ten opzichte van een andere klep of een verticale wand.

 De afdichting van de kleppen gebeurt met één uniforme en betaalbare oplossing. Deze gecertificeerde plaatsing op kortere afstanden laat meer flexibiliteit op de bouwplaats toe.

Mogen andere doorvoeringen worden geplaatst in de sparing van de brandklep?

Deze inbouwsituatie moet specifiek worden getest met exact dezelfde combinatie van brandklep, afdichting en leiding.

De testnorm voor deze gecombineerde doorvoeringen wordt momenteel ontwikkeld.

Welke stappen moet ik volgen indien er te weinig plaats is voor een correcte installatie?

Wanneer er te weinig plaats is voor een correcte plaatsing, is meestal een plaatsing op afstand toegestaan (indien getest).

 Let wel, een brandklep moet apart worden getest in een wand en in een vloer. 

De geteste oplossing moet als volgt worden geplaatst:

  • Isoleer het gedeelte van het kanaal tussen de brandscheiding en het klepblad, conform de installatie-instructies en classificaties.
  • Bevestig de isolatie of beplating conform de montagevoorschriften van de leverancier.
  • De maximale afstand wordt aangeduid op basis van het toepassingsgebied van het testrapport en is terug te vinden in de installatie-instructies.

 

 Voor de oplossingen van Rf-t is dit steeds onbeperkt.

Moet ik een vlinderklep met schroeven in het kanaal vastmaken?

Vlinderkleppen worden door middel van een rubber dichtingsring op hun positie gehouden. De dichtingsring voorkomt lekkage van koude en warme rook tussen het kanaal en de vlinderklep. Er is geen bijkomende (schroef)bevestiging nodig.

 Indien de vlinderkleppen met een bijkomende schroef worden vastgezet, riskeert men beschadiging of niet volledig sluiten van het klepblad.

 Bovendien zit de klep dan vast in het kanaal in de wand. Als ze dan om één of andere reden moet worden vervangen, kan dat niet zonder uitbreken. Wat een dure en tijdrovende operatie is.

Afdichting van de sparing

Mag ik het geteste afdichtingsmateriaal vervangen door een ‘gelijkwaardig’ materiaal?

NEE: De afdichting moet altijd voldoen aan de voorwaarden in de montagehandleiding.

Er bestaat geen algemene uitbreidingsregel voor gebruik van een ander of gelijksoortig materiaal, met één uitzondering: een standaard materiaal (bijv. mortel of gips) mag vervangen worden door een brandwerende versie ervan.

Mag ik de dikte en de grootte van de afdichting aanpassen?

De afdichting rondom de klep moet ten alle tijde over de volledige dikte van de wand kunnen worden uitgevoerd, tenzij anders getest en geclassificeerd.

De afdichting verdikken mag, een dunnere afdichting mag niet. Het toepassen van dikkere gecoate steenwolplaten van hetzelfde merk en type is bijvoorbeeld toegestaan.

Mag ik de afdichting die getest werd voor een specifiek wandtype toepassen voor een ander wandtype?

De nieuwe versie van de EN 1366-2:2015 testnorm laat toe om een afdichting die werd getest in een lichte (metal stud) wand toe te passen in een massieve wand met een gelijkwaardige brandweerstand en dikte.

Voorwaarde is dus:

  • Dat de brandweerstand en dikte van de wand gelijk of hoger zijn dan die van de geteste lichte wand en
  • Dat afdichtingsmaterialen en –methode dezelfde blijven.

 Zo kan bijv. een CR60-brandklep in een massieve wand worden afgedicht door middel van steenwol 40 kg/m³ en gipskartonplaatjes.

Mag ik de afdichting die getest werd in een metal stud wand standaard toepassen in een asymmetrische metal stud wand (gipskartonplaten aan één kant)?

 NEE: Door de andere opbouw van de wand zal deze zich anders gedragen in geval van brand. Dit kan invloed hebben op de stabiliteit van bijvoorbeeld de afdichting rondom de klep. De installatie van de brandklep moet daarom specifiek worden afgestemd op een asymmetrische wand en zodanig worden getest en geclassificeerd.

 De CR60-1s opbouwklep werd getest en geclassificeerd in een asymmetrische lichte wand.

Mag ik de brandklep asymmetrisch plaatsen in een sparing afgedicht met gecoate steenwolplaten?

Enkel indien zo getest.

De brandklep moet niet centraal in de opening geplaatst worden (de maximale afstand tussen brandklep en rand is 400 mm).

Mag ik PUR schuim toepassen om een brandklep af te dichten?

 NEE: Dit mag nooit! Het gebruik van brandwerende schuimen is verleidelijk vanwege van het grote gebruiksgemak. Ze zijn echter niet geschikt voor het afdichten van brandkleppen.

Brandkleppen die met (brandwerende) PUR schuim zijn afgedicht falen in brandtesten. Deze materialen branden meestal (veel) te snel door waardoor het E-criterium niet wordt gehaald en er branddoorslag optreedt tussen de klep en de wand.

Mag ik een brandklep en andere doorvoeringen in dezelfde afdichting plaatsen?

Wanneer de wand door verschillende leidingen wordt doorkruist (kabels, PVC, HVAC…), dan moet er minstens 200 mm afstand zijn tussen de afdichting van de brandklep en de andere technieken, tenzij anders getest (een specifieke testnorm is in voorbereiding).

Mag een ander merk of een ander soort afdichting gebruikt worden? Mag ik bijvoorbeeld voor een plaatsing buiten de wand flexibele isolatie toepassen rond het kanaal in plaats van harde brandwerende steenwolplaten?

 NEE: Dit mag nooit! Uit brandtesten blijkt namelijk dat gelijksoortige materialen de brandwerende eigenschappen van de afdichting negatief kunnen beïnvloeden. De reden hiervoor is, dat er verschillen zijn in de materiaalsamenstelling (toeslagstoffen en verhoudingen in de mix).

Bij generiek afdichtingsmateriaal zoals mortel, gips en flexibele steenwolisolatie mogen wel andere merken toegepast worden.

Wanneer is het interessant om een opbouwklep toe te passen in plaats van een inbouwklep?

De installatie van een opbouwklep is het voordeligst. De wat hogere aanschafprijs van de opbouwklep wordt ruimschoots gecompenseerd door de kortere installatietijd en het wegvallen van de kosten van het afdichten. Hierdoor kan dezelfde ploeg per dag meer kleppen plaatsen.

Plaatsing en afdichting gebeuren ook gelijktijdig waardoor afdichting door een andere partij of op een later tijdstip niet meer nodig is. Dit heeft de bijkomend voordelen dat er geen droogtijden meer zijn en dat eventueel opspieën bij rechthoekige kleppen vermeden wordt.

 In het geval van de CR60-1s in een gipskartonwand vereenvoudigt het gebruik van stukjes metal stud profiel het vastzetten van de installatie.

 De sparing bij de CR60-1s opbouwklep is een standaard nominale boorafmeting. Hierdoor kan gemakkelijker een juiste sparing worden aangebracht.

Moet ik de tunnel ondersteunen bij het aanbrengen van de afdichting?

Bij rechthoekige kleppen met een grote afmeting is door de vlakke vorm de bovenzijde minder goed bestand tegen belasting. Het gewicht van een afdichting met mortel of gips kan de tunnel blijvend vervormen. Hierdoor bestaat het risico dat het klepblad niet of onvoldoende kan sluiten. Het wordt daarom aangeraden om in dergelijke gevallen de tunnel extra te ondersteunen gedurende het drogen en uitharden van de afdichting.

Aansluiten van het kanaal

Hoe worden de klep en het kanaal aan elkaar verbonden?

De vier hoeken van de standaardkaders van rechthoekige kleppen zijn voorzien van sleufgaten voor bevestiging aan luchtkanalen door middel van bouten. De kaders zijn ook voorbereid voor het gebruik van schuiflatten of klemmen.

Ronde kleppen zijn voorzien van een rubber dichtingsring en een geïntegreerde stop; het kanaal wordt over de klepkoker geschoven. De dichtingsring zorgt voor het behoud van de luchtdichtheid van de aansluiting. Bij CR60 en CR120 brandkleppen is deze aansluiting eveneens standaard klasse C. Het vastzetten van de klep aan het kanaal met schroeven is voor ronde kleppen niet nodig en zelfs afgeraden. Indien er toch voor schroeven wordt gekozen moet men opletten dat het sluiten van het klepblad niet wordt belemmerd.

Wanneer is een flexibele aansluiting aanbevolen?

Een flexibele aansluiting kan nuttig zijn bij installatie van brandkleppen in flexibele (metal stud) wanden en bij afdichting met harde steenwolplaten: in geval van brand kan een metal stud wand mogelijk sterk vervormen. Een rigide aansluiting tussen de brandklep en een kanaal zou invloed kunnen hebben op de correcte afdichting van de brandklep.

Voor een klep, die met mortel is afdicht, in een betonnen wand, is een flexibele aansluiting veel minder zinvol omdat het risico dat deze wand vervormt minimaal is.

Brandklepfabrikanten zijn vrij om hun producten met flexibele aansluitingen te testen.

 Indien een fabrikant hier tijdens de testen voor kiest, mag de geteste klep vervolgens nooit zonder deze flexibele aansluiting worden geplaatst. Anders is de installatie niet conform de classificaties en prestatieverklaring.

Indien een brandklep zonder flexibele aansluiting wordt getest, heeft het adviesbureau (of de installateur) de vrijheid om een flexibele aansluiting voor te schrijven (resp. toe te passen) voor specifieke situaties waar het gebruik van een flexibele aansluiting veiliger wordt geacht (namelijk metal stud wanden).

 Dit is het geval voor Rf-t brandkleppen. Deze worden meestal getest volgens een ‘worst case scenario’ (klep niet gesteund en geen flexibele aansluiting). Dit geeft de installatiebedrijven meer flexibiliteit bij het kiezen van hun oplossing.

Wat moet ik doen als de klep en het kanaal niet dezelfde afmetingen bezitten?

Pas eventueel verloopstukken toe.

Er bestaan verkleinstukken en ronde of ovale verloopstukken voor het aansluiten op een kanaal met andere afmetingen of een andere vorm.

Vierkante kleppen kunnen door middel van een speciaal aanpassingsstuk aangesloten worden op ronde kanalen.

Voor meer afwijkende situaties kunnen specifieke aansluitstukken worden gemaakt. Deze aansluitstukken hebben geen nadelige invloed op de classificatie van de brandkleppen.

 Voor opstellingen op afstand moet het kanaalgedeelte tussen de brandklep en de wand wel conform het classificatierapport worden uitgevoerd.

Mag ik andere kadertypes toepassen dan de flenzen die werden getest?

 Ja: andere kadertypes zijn mogelijk, de classificatie blijft dezelfde.

 Dit is echter niet van toepassing op opbouwkaders van opbouwkleppen die tegen een wand moeten worden bevestigd.

Ik wil in het kanaal vlak achter de klep een bocht plaatsen, waar moet ik op letten?

Er moet gelet worden op het uitsteken van het klepblad.

Voor rechthoekige en ronde kleppen kan een verlengde tunnel of verlengd kader worden besteld. Rf-Technologies heeft ook brandkleppen die op afstand kunnen worden geplaatst. Hierdoor kan een brandklep verder van een bocht worden geplaatst.

Aansluiten op de elektriciteitsvoorziening en/of op de brandcentrale

Wanneer moet ik een op afstand gestuurd mechanisme kiezen?

De keuze tussen een smeltloodgestuurde brandklep, een smeltloodgestuurde klep met contacten of een op afstand gestuurde klep zal mede gebaseerd zijn op volgende criteria:

  • Lokale regelgeving

Voor een aantal toepassingen is gebruik van op afstand gestuurde brandkleppen verplicht.

  • Grootte van het risico- en/of het geëiste veiligheidsniveau:

Het hoofddoel van op afstand gestuurde brandkleppen is het voorkomen van de mogelijke verspreiding van koude rook via de luchtkanalen.

In geval van brand vormt rook de grootste risicofactor voor gebruikers van het pand. De meeste brandgerelateerde dodelijke slachtoffers vallen te betreuren door de genadeloze gevolgen van rook en gasontwikkeling. Verspreiding van rook via luchtkanalen kan ook grote schade veroorzaken aan het pand, apparatuur, PC’s, printers, meubilair en/of opgeslagen goederen.

Hoe groot de noodzaak voor bescherming tegen de verspreiding van rook werkelijk is, wordt het best beoordeeld in functie van:

  • De omvang van het risico op ontstaan van een brand (soort en gebruik van pand en ruimte).
  • Het gewenste of vereiste veiligheidsniveau. Bij het bepalen van het veiligheidsniveau houdt men rekening met operationele risico’s zoals, bijvoorbeeld, wanneer men zich geen onderbreking van de aanwezige activiteiten kan veroorloven. Ook de mate waarin de evacuatie van de aanwezige personen bij brand tijdig kan gebeuren is een factor van overweging voor het bepalen van het veiligheidsniveau. Zo is bescherming tegen de verspreiding van rook van het grootste belang in situaties waar de gebruikers van het pand niet zelfredzaam of niet wakker zijn. Denk hierbij aan bepaalde afdelingen in ziekenhuizen, gebouwen voor ouderenzorg, gevangenissen en psychiatrische instellingen.
  • Optimalisatie gebouwbeheer:

Na oplevering is een brandklep in de meeste gevallen niet optimaal bereikbaar. Op afstand gestuurde mechanismen hebben het voordeel dat de brandklep toch altijd eenvoudig kan worden getest
Het gebruik van op afstand gestuurde brandkleppen op brandcompartimentsgrenzen kan ook de energie-efficiëntie van het aanwezige ventilatiesysteem optimaliseren. Zo kan ventilatie van niet-gebruikte delen van een gebouw worden afgesloten (bijv. een niet-verhuurde verdieping in een kantoorgebouw).

Ook tijdens de nacht kan men de ventilatie optimaal aansturen.

  • Bestekken:

Gebruik van op afstand gestuurde brandkleppen is op vraag van de opdrachtgever en/of van de verzekeringsmaatschappij voorgeschreven in het bestek.

Hoe kan ik een brandklep op afstand monitoren?

Er zijn 2 mogelijkheden om een brandklep op afstand te monitoren:

  • Uitlezen van contacten bij een smeltloodgestuurde klep:
    De stand van het klepblad wordt weergeven op een centraal of lokaal brandbeheerssysteem door middel van een bekabelde verbinding. De positie van het klepblad kan niet op afstand worden gewijzigd.
  • Uitlezen van contacten bij een op afstand gestuurde klep:
    Het is mogelijk om de brandkleppen rechtstreeks aan te sluiten op een centrale besturing, maar dit brengt hoge bekabelingskosten met zich mee, en de kans op storingen of fouten wordt aanzienlijk verhoogd.

Communicatie via een Modbus of BACnet-protocol reduceert de bekabelingskost en de complexiteit van de installatie.

  • Bij dergelijke bussystemen wordt de brandklep aangesloten op een veldmodule die de status van de brandklep uitleest en de servomotor van spanning voorziet.
  • De veldmodule communiceert met een controller, die op zijn beurt gegevens binnenkrijgt van een brandmeldinstallatie.
  • Bij rookdetectie of indrukken van een brandalarmknop in een bepaalde zone zullen de desbetreffende brandkleppen sluiten en zullen de bijbehorende luchtgroepen worden afgesloten.

Moeten de voedingskabels uit brandwerend materiaal bestaan?

 NEE: De brandklep gaat automatisch naar de veiligheidsstand (gesloten positie) als de spanning wordt onderbroken. Door deze veiligheidsfunctie is het niet noodzakelijk om de voedingskabels in brandwerend materiaal uit te voeren.

Het is echter wel aan te raden om een brandwerende kabel te gebruiken om zeker te zijn dat de brandwerende kleppen zullen dichtgaan bij een branddetectiesignaal.

Mag ik brandkleppen doorlussen bij aansluiten op een centrale besturing?

Het wordt niet aangeraden om brandkleppen door te lussen.

Indien één van de brandkleppen niet gesloten is, dan is het niet mogelijk om te weten over welke brandklep het gaat.

Onderhoudskosten kunnen hierdoor hoog oplopen. Bij brand is het niet duidelijk of alle doorgeluste brandkleppen effectief volledig gesloten zijn.

Controleren en onderhouden van de klep tijdens de gebruiksfase

Hoe vaak moet de brandklep gecontroleerd worden?

Na de installatie moet de correcte werking van de brandklep (openen en sluiten van klepblad) direct worden gecontroleerd.

Controleer de klep vervolgens een half jaar na de ingebruikname. Plan daarna een halfjaarlijkse controle en reiniging (zie art. 8.3 van EN 15650:2010 productnorm voor brandkleppen.)

Leg de bevindingen vast in een logboek. Dit is niet verplicht, maar in de praktijk wel handig.

Waarop moet gelet worden na installatie van de brandklep?

Bij het installeren van de brandklep kunnen de afdichtingsmaterialen de brandklep bevuilen. Er mag geen vuil achterblijven aan de binnenkant van de klepkoker, zodat het klepblad vrij kan bewegen. Reinig daarom de klepkoker grondig aan de binnenkant.

De gebruikte afdichtingsmaterialen mogen ook de werking van het mechanisme niet in het gedrang brengen. Dit kan worden gecontroleerd door na de installatie de brandklep manueel te openen en te sluiten.

 Bij gebruik van een controlesysteem wordt de werking gecontroleerd door met behulp van het controlesysteem de brandklep te openen en te sluiten. Tegelijkertijd kan ook de correcte werking van de statusmelding van de begin- en eindeloopcontacten worden bevestigd.

Welke controles worden aangeraden voor een brandklep?

  • Controleer de netheid van de klep en reinig waar nodig.
  • Controleer de toestand van het klepblad en de afdichtingen en herstel indien nodig.
  • Controleer de correcte werking van het mechanisme door het klepblad manueel te sluiten en te openen.
  • Controleer of er beschadigingen zijn bij de eventuele bedrading van de voeding en de begin- en eindeloopcontacten.
  • Controleer de correcte werking van de begin- en de eindeloopschakelaars, indien van toepassing.
  • Bij gebruik van een controlesysteem, controleer het openen en het sluiten van het klepblad met behulp van het controlesysteem.
  • Controleer of de brandklep haar functie binnen het controlesysteem correct vervult (indien van toepassing).
  • Controleer of de brandklep na het onderhoud opnieuw in open toestand staat.

Kunnen er na de installatie nog wijzigingen aan het mechanisme van de brandklep worden aangebracht?

Rf-Technologies heeft een aantal kits ter beschikking om na installatie nog wijzigingen aan het bedieningsmechanisme aan te brengen. Gebruik enkel deze officiële kits en monteer ze volgens de installatievoorschriften, om zeker te zijn dat de classificatie van de brandklep ongewijzigd blijft.

Het antwoord op uw vraag niet gevonden?

Contacteer ons